Zondagochtend half 7: 1 graad boven nul. Nacht van 4.5 uur
Wanneer ik vanochtend de deur uit loop is het stil. Stilte die zelfs door geen auto wordt verbroken. Ik steek de weg over en loop richting het bos. Niemand… Zelfs de drie hertenbroers zijn er niet. Geen hazengatjes, vrolijk wippend in het gras. Niets…
Alleen de witte wieven zweven in grote getalen over het land en water, mij af en toe een natte kus gevend. Maar dat doen ze geruisloos. De zon schijnt als een ware Jekyll en Hyde, de ene kant verlichtend, de andere kant aan het duister overlatend. Het gras buigt gewillig het hoofd voor mijn wandelschoenen. Onzichtbare vogels brengen elk hun eigen ochtendserenade, als componeren ze ter plekke een nieuwe melodie voor mij. “Fremd bin ich ausgezogen, fremd zieh’ ich wieder ein”. Ik wandel en geniet van de frisse lucht, die met kleine venijnige steekjes mijn vastzittende gedachten losweekt. Diep ademhalen….
Niemand…. Ik probeer me te concentreren op het niets. Alleen maar zijn. Links rechts links rechts… voel je lichaam… Adem de energie die de natuur je geeft in, adem de vermoeidheid en zorgen uit. Het lopen wordt een soort trance waarbij mijn geest vrij boven me zweeft.
Niemand… wat een rust. Mijn geest neemt meer waar. De kleinste geluidjes in een bosje. De wind die zacht de bladeren streelt. Een eekhoorntje wat in een wirwar aan bewegingen de boom inklimt. Links rechts links rechts… Ik sta even stil. De weilanden zijn in nevelen gehuld.
Ik kan zelfs het water van de Agnietenplas niet zien. Een wereld vol dansende Witte Wieven in zachte ochtendzon. ‘Ik hoop wel dat ze de 1.5 meter afstand in acht nemen’, hoor ik mezelf opeens denken. Ik ga zitten, voel hoe de nevel me zachtjes omsluit. Je hoeft even niets. Gewichtloosheid… Zijn.
Ik weet niet hoe lang ik er heb gezeten. De witte wieven trekken zich in stilte terug, en ik begin aan mijn terugreis. Nog steeds niemand, tot halverwege opeens een ouder echtpaar het bos uit komt. Zij met rollator, hij zijn hand om haar heen. Op het boerenpad komt een joggend echtpaar me tegemoet. Hun verende tred perfect synchroon. In het weiland zie ik
twee witte hazengatjes kriskras door het gras stuiteren. Bij de volkstuintjes loopt een jonge moeder met haar dochter, allebei hun eigen gietertje, de plantjes water te geven. Twee… ik moet even glimlachen en loop verder naar het bos. Even over het voetbalveld, een dam met kreupelhout, waar het water nu vrolijk klatert. Dan de hoek om. Daar staan twee van de drie
hertenbroers… twee… ik hum zacht ‘By two by two by two, go forth increase and multiply, by two by two by two… Mijn hoofd opeens vol muziek van kapitein Noah en zijn drijvende dierentuin. Twee! In de stilte na de storm openden zich de deuren van de ark, en twee bij twee liepen de dieren hun nieuwe leven tegemoet. De stilte die ik driekwart van de
wandeling had ervaren, waarna ik twee bij twee bij twee… Opeens schiet het begin van het stuk me binnen: The Lord looked down on the Earth and it made him sad. “It should’ve been good what I made, but it turned out bad. There’s nothing but sinning, wickedness and violence there. Remind me to wash mankind right outta my hair”. Oeps!

BESTEL NIEUWE CD