Er was eens… een lachebekje. Zijn wiegje stond in een klein dorpje, waar mensen elkaar nog kenden en begroetten. Zo’n dorpje met een bakker en zijn mand, de visser en zijn fuiken en de boer op zijn klompen. Daar groeide het lachebekje op en genoot van de natuur en de muziek van zijn lieve ouders. Er was soms ook wel een schaduw, maar die hield het lachebekje voor zichzelf. Het lachebekje werd groter en groter, en ook de schaduwen groeiden mee. Het lachebekje echter straalde en stopte ze in zijn onzichtbare rugzakje. De schaduwen waren daar niet blij mee en bonkten met hun handen op lachebekje’ rug. Die ging daardoor wat krommer lopen, tot hij uiteindelijk niet meer verder kon. Het lachebekje had nu tranen in zijn ogen. ‘Mijn rugzakje is te zwaar’ sprak hij tegen zichzelf. Toen hoorde hij opeens oma’s stem uit de hemel: ‘lachebekje, je weet toch dat er geen licht is zonder schaduw? Laat ze maar snel los, dan komt het goed.’ Het lachebekje pakte zijn rugzakje en opende de klep. Opeens was het zo donker dat hij overal lichtpuntjes zag. En hij lachte. Lachte terwijl er een traan van blijdschap over zijn wangen liep. En hij leefde nog langer en was heel vaak gelukkig. Einde.

BESTEL NIEUWE CD